Bijkomende wetgevingen

Wet op het uitgesteld loon in de landbouw

De afstammelingen van een land- of tuinbouwer, en/of van zijn echtgeno(o)t(e) evenals de echtgenoten van deze afstammelingen hebben recht op een vergoeding, een zogenaamd ‘uitgesteld loon’, indien zij voor hun werk niet op een andere wijze zijn vergoed.

Daartoe is vereist dat zij na de leeftijd van 18 jaar gedurende ten minste 5 jaar doorlopend een niet betaalde normale arbeid op het landbouwbedrijf hebben verricht. Het bewijs daarvan kan met alle rechtsmiddelen worden geleverd met inbegrip van getuigen en vermoedens. Dit uitgesteld loon wordt vastgesteld op de helft van het brutoloon van een geschoold(e) landbouwarbeid(st)er, berekend op basis van het hoogste loon dat van toepassing was gedurende de arbeidsperiode waarvoor uitgesteld loon kan worden gevorderd. Het maximum is de helft van het netto-actief van de gemeenschap of van de nalatenschap.

Het uitgesteld loon is eisbaar

  • bij het overlijden van de exploitant of van één van de exploitanten;
  • bij ontbinding van de gemeenschap voor wiens rekening het bedrijf werd geëxploiteerd;
  • wanneer de exploitant zijn bedrijvigheid stopzet ten gevolge van een ouderlijke boedelverdeling.

Voor nalatenschappen die openvielen vóór 11 oktober 1985 geldt een andere, minder gunstige regeling. Dit uitgesteld loon valt niet onder toepassing van de inkomstenbelastingen.

Wet tot overname van de kleine nalatenschappen

Wanneer een nalatenschap openvalt die voor het geheel of voor een deel onroerende goederen bevat, waarvan het totale kadastraal inkomen € 1.565 niet overtreft, kunnen bepaalde rechtsregels ingeroepen worden tot behoud van het landbouwbedrijf.

Zo er onder de erfgenamen in rechte neerdalende lijn van de eerststervende echtgenoot minderjarigen zijn, kan de onverdeeldheid van de goederen die de langstlevende in vruchtgebruik heeft, gehandhaafd worden voor een termijn, of voor opeenvolgende termijnen, die mogen duren tot aan de meerderjarigheid van de jongste erfgenaam, echter niet langer.

Elke erfgenaam in rechte lijn en in voorkomend geval de langstlevende echtgenoot, heeft – volgens een wettelijk vastgestelde rangorde – het recht tot overname, op schatting, ofwel van de woning waar de erflater woonde, ofwel van het huis, de meubelen evenals van de gronden die de bewoner van het huis persoonlijk en voor eigen rekening in gebruik had; alsook van het landbouwmaterieel en de dieren die tot de bebouwing dienden of van de goederen, de grondstoffen, het beroepsmaterieel en andere hulpmiddelen die aan het bedrijf zijn verbonden.

  • De overnemer mag, behoudens een ernstige reden die vooraf door de vrederechter als geldig wordt erkend, gedurende een periode van 5 jaar, vanaf de datum van de akte, de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.
  • De overnemer is bovendien verplicht de overgenomen onroerende goederen binnen de drie maanden en gedurende vijf jaar na datum van de akte persoonlijk te betrekken en uit te baten.

Bij overtreding van deze verplichtingen is in een schadevergoeding van 20% voorzien, tenzij bij openbare verkoop van deze goederen.

In dit laatste geval komt het verschil tussen de verkoopprijs en de overnamesom ten goede aan de gewezen mede-eigenaars.

Wet op de erfregeling inzake landbouwbedrijven

Als een nalatenschap voor het geheel of voor een deel een landbouwbedrijf omvat, heeft iedere erfgenaam in rechte nederdalende lijn, volgens een wettelijk vastgestelde rangorde, recht op overname van dat landbouwbedrijf, op schatting, en dit zowel van de roerende als van de onroerende goederen die tot dat bedrijf behoren.

De overnemer is verplicht de overgenomen onroerende goederen binnen zes maanden en gedurende tien jaar na datum van de akte zelf of in de persoon van zijn echtgenoot of van zijn afstammelingen te exploiteren, tenzij de vrederechter hiervan opheffing verleent.

Behoudens een ernstige reden die door de vrederechter als geldig is erkend, kan de overnemer gedurende een periode van tien jaar vanaf de datum van de akte de overgenomen onroerende goederen niet vervreemden.

Bij overtreding van deze verplichtingen is een schadevergoeding van 35% verschuldigd aan de overige erfgenamen.

Wanneer de toepassingsvoorwaarden van deze wet vervuld zijn, is de wet tot overname van de kleine nalatenschappen niet van toepassing.