De verdeling van goederen

Wettelijke samenwoners behouden elk hun eigen vermogen. De vermogens blijven gescheiden van elkaar. Bij een wettelijke samenwoning bestaat er niet zoiets als een “gemeenschappelijk” vermogen van de partners (zoals dat bij een huwelijk wel het geval kan zijn).

 

 

Dit komt neer op de volgende regels:

  • Elke partner behoudt de goederen die hij/zij bezit bij de aanvang van het samenwonen
  • Elke partner behoudt de goederen waarvan hij/zij kan bewijzen dat hij/zij eigenaar is. Diegene op wiens naam een factuur is opgemaakt, wordt geacht eigenaar te zijn van het aangekochte voorwerp. Zelfs al heeft de andere de prijs betaald. De andere partner kan in voorkomend geval de betaalde prijs terugvorderen voor de rechtbank… Dat punt is ook van belang als de partners geconfronteerd worden met schuldeisers. Een factuur als bewijs van eigendom kan de goederen van de partner die geen schuldenaar is, beschermen tegen een eventueel beslag voor schulden van de andere. Zonder bewijs mogen de schuldeisers immers beslag leggen op alle goederen die in het bezit zijn van de partner die schuldenaar is…
  • Elke partner behoudt ook de inkomsten van de bovenvermelde goederen
  • Elke partner behoudt zijn/haar inkomsten uit arbeid of vervangingsinkomen
  • De rest wordt geacht in onverdeeldheid toe te behoren aan beiden, door het wettelijk vermoeden van onverdeeldheid. Elk van hen wordt ook geacht eigenaar te zijn van een gelijk aandeel (namelijk elk voor de helft) in die onverdeelde goederen, tenzij ze anders zijn overeengekomen en dat kunnen bewijzen.

Samenwonende partners genieten met andere woorden van een grote vrijheid. Maar toch gelden een aantal beperkingen bij de samenlevingsovereenkomst.